De wijze van bewijsvoering voor de ervaringscomponent (uren) is vastgelegd in BRL SIKB 4000, bijlage 4. Dit kan aan de hand van:
- Arbeidsovereenkomsten
- Uitzendcontracten
- Projectopdrachten en getekende offertes
De genoemde documenten hebben van rechtswege een formele status hebben en kunnen binnen het van toepassing zijnde recht (fiscaal recht, arbeidsrecht) objectief getoetst worden op rechtmatigheid.
Op basis van afspraken binnen het harmonisatie-overleg kunnen ook projectfacturen als bewijsmiddel voldoen, mits deze aantoonbaar zijn betaald.
Uit de genoemde documenten moet, naast het aantal uren, bovendien blijken dat de actor is ingezet voor werkzaamheden die aansluiten op de vereiste ervaring (dus behoren bij de actorstatus). Indien dat niet of onvoldoende blijkt, kan dit alsnog worden aangetoond met een werkgevers- en opdrachtgeversverklaring waarin de rol van de actor duidelijk wordt vermeld.
Het bovenstaande geldt voor alle actoren, ongeacht of zij een dienstverband hebben of dat zij een ZZP-er zijn.
In categorie B01 voor onderhoud van actorstatus worden 5 punten toegekend voor 1000 uur werkervaring als Actor in 4 jaar. Is het aantal punten naar rato te verdelen (bijv. 2 punten bij 500 uur werkervaring)?
Nee. Het aantal punten is per definitie 5 voor minimaal 1000 uur. Het is niet mogelijk om dit naar rato te verdelen. Indien er 500 uur kan worden aangetoond, is dit dus niet voldoende om punten aan toe te kennen.
Voor het aantonen van het aantal uren werkervaring wordt in de BRL een uurtarief van € 60 genoemd om de omvang van projectopdrachten in uren te bepalen aan de hand van ‘ aanneemsom / uurtarief = aantal uren’. Is dit bedrag een vaste norm?
Nee, het tarief van € 60,= geldt alleen als de actor geen vast uurtarief hanteert. Dus als uit de projectopdracht blijkt dat een ander uurtarief is gehanteerd, dan geldt dat andere uurtarief.